Een opdracht uit Jesaja 58:7
Jesaja 58:7 Is het niet dit, dat u uw brood deelt met wie hongerlijdt, en de ellendige ontheemden een thuis biedt,
dat, als u een naakte ziet, u hem kleedt, en dat u zich voor eigen vlees en bloed niet verbergt?

Sinds september vangen wij een vluchteling op in huis. Toen we hieraan begonnen, kregen we vele negatieve reacties: waarom zou je je privacy opgeven? Je weet niet wat je in huis haalt… Je krijgt er ellende van in huis… Daar schrok ik nogal van. Hoe zat het dan met de opdracht uit Jesaja 58:7, waartoe we als christenen worden opgeroepen? En ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Mattheus 22:37-39)? Niemand die daar iets over zei. Op deze teksten hebben wij als gezin, ja samen met de kinderen, besloten om ons in te schrijven voor het opvangen van een vluchteling.
We willen graag een lichtje zijn voor andere mensen die het niet zo fijn hebben als wijzelf. Die wat warmte en liefde van hun medemens kunnen gebruiken. En natuurlijk hopen we zo
Gods Liefde te kunnen laten zien en hopelijk een zaadje te planten.
In het begin was het allemaal heel gezellig: hij probeerde zich binnen het gezin aan te passen, wij maakten ruimte voor hem en probeerden hem zoveel mogelijk binnen ons gezinsleven te betrekken. Ook de kinderen vonden het in het begin geweldig.
Maar dan kom je op het punt dat het minder gezellig wordt, er ergernissen ontstaan. Ik begon me aan dingen te ergeren, die niet gingen zoals ik dat wilde of die voor ons niet gewoon zijn. Doordat ik dit niet naar onze gast uitsprak maar wel liep te zeuren tegen mijn man, raakte ik in een negatieve spiraal. Ik begon me steeds meer af te vragen of dit nu wel de bedoeling was.
Waar was dat vreugdevolle gevoel dat je iemand kon helpen? Dat je een lichtje kon zijn van Gods liefde? Wat wilde God op dit moment van mij, hoe moest ik met de situatie omgaan?
Ik besprak dit op een avond bij onze huiskring en toen zei iemand:
misschien is het seizoen dat jullie hem hier opvangen wel gewoon voorbij. Misschien is het wel tijd dat hij verder gaat.
Het klonk zo simpel. De rek van de opvang binnen ons gezin was er gewoon zo’n beetje uit.
Mijn man was nog niet zo overtuigd. Hij zei letterlijk: voor wie hebben we hem dan opgevangen, wanneer we hem er nu alweer uit zetten? Om aan anderen te laten zien dat wij een goede daad hebben gedaan? Dus hebben we deze opvang voor onze eigen eer gedaan?
Van die reactie schrok ik en moest ik even tot me laten binnenkomen en overdenken.
Waarom hadden we deze opvang gedaan?
Om een lichtje te kunnen zijn van Gods Liefde, voor iemand die dat nodig heeft.
En deze gast wordt niet zomaar de deur uitgezet… Hij heeft al deze maanden dat hij werkt en hier woont, behoorlijk wat kunnen sparen. Dus hij heeft een mooi bedrag om zelf verder te kunnen. Daarnaast hebben we hem hopelijk kennis mogen laten maken met het Christelijke geloof en wie weet zo toch een zaadje geplant…
dat is mijn hoop! En de rest zal God doen.
Wij kunnen alleen maar bidden voor deze man: dat hij weer
een fijn nieuw plekje vindt en zijn hart zal openstellen voor de Heer! Uiteraard heb ik de hele situatie in gebed gebracht en God gaf me rust, rust in onze beslissing om deze man te vertellen dat het tijd was om een nieuwe plek te zoeken.
Uit deze situatie heb ik geleerd dat naastenliefde niet zonder grenzen hoeft te zijn, ons gezin heeft een grens aan onze gastvrijheid en die hebben we nu mogen leren kennen, samen met God.
En God geeft aan wanneer het weer tijd is voor iets anders, we hoeven alleen maar naar Hem toe te gaan, naar Hem te luisteren en op Hem vertrouwen!
En mijn naastenliefde is er echt niet minder om geworden :-)